Vlas is een gewas dat al lang verbouwd wordt. Er zijn blauwbloeiende en witbloeiende rassen. Daarnaast zijn er rassen met bruine zaden en rassen met gele zaden. De zaden zijn ongeveer 5 mm lang. De rassen kunnen naar gebruik als volgt worden ingedeeld:
• Vezelvlas: voor linnen, al meer dan zesduizend jaar geteeld
• Olievlas: voor lijnzaadolie

Planten van olievlas zijn korter en meer vertakt dan die van vezelvlas en worden verbouwd voor de zaden waar olie uit gewonnen wordt.

Teelt
Olievlas wordt voornamelijk verbouwd in gebieden waar veel granen en koolzaad worden verbouwd. In maart wordt het vlas gezaaid, als de vorst voorbij is. Na opkomst wordt er twee keer gespoten. De eerste keer tegen aardvlo, de tweede keer tegen onkruid.

Rond mei kleuren de velden blauw. De bloei van vlas is een belangrijk moment. De plant is nu op zijn zwaarst en gevoelig voor legering. Na de bloei stopt de plant met groeien en rijpt af.

In augustus staat het olievlas goudgeel in de velden. Met behulp van dorscombinaties wordt het vlas geoogst. Soms wordt er eerst gespoten om het afrijpen te helpen versnellen. Zeker in onze meer vochtige omstandigheden kan dit nodig zijn. Het rendement in Nederland ligt rond de 2.500 – 3.000 kg/ha.

Doel
Olievlas bevat een oliepercentage van ongeveer 40 procent, dit in tegenstelling tot vezelvlaszaad dat slechts 25 procent lijnzaadolie bevat. De olie wordt gebruikt in levensmiddelen (dressings, margarine), geneesmiddelen, veevoeders en in de industrie, bijvoorbeeld als grondstof voor linoleum, vloeren en verven.

Meer informatie